JAN BERGEN (1986)

JAN BERGEN (1986)

Jan Bergen behaalde zijn Bachelor- en Masterexamen in Productontwikkeling aan de Hogeschool van Antwerpen. Daarnaast heeft hij een Master of Science in Industriële Ecologie (Universiteit Leiden). In december 2017 promoveerde hij in de techniekfilosofie aan de TU Delft. Sinds 2018 is hij onderzoeker aan de Universiteit Twente, waar hij in het kader van het VICI-projectTheorizing Technological Mediation onderzoek doet naar de vraag hoe technologieën onze moraliteit vormgeven.

KERNENERGIE LANGS DE DE RADICALE MEETLAT VAN EMMANUEL LEVINAS

Van ingenieur in spe tot techniekfilosoof. Dat is in een notendop de carrière van Jan Bergen, die in zijn promotieonderzoek op zoek ging naar de morele voorwaarden waaraan ontwikkeling en gebruik van kernenergie moeten voldoen. Een belangrijke inspirator voor Jan is de Frans-Joodse denker Emmanuel Levinas met zijn radicale denkbeelden over verantwoordelijkheid.

Mijn filosofische interesse is achteraf gezien altijd al sluimerend aanwezig geweest. Op de middelbare school ging ik er lange tijd van uit dat ik een ‘pure’ ingenieursstudie zou doen. Maar uiteindelijk koos ik voor de creatievere en meer multidisciplinaire opleiding productontwikkeling, waarin mijn voorkeur naar de humane wetenschappen naar voren kwam. En toch waren het niet die vakken die mijn interesse voor de ethiek hebben aangewakkerd. Die ontstond toen ik ging beseffen dat ik werd opgeleid tot een onontbeerlijke schakel in de consumptiemaatschappij. Daarom koos ik uiteindelijk voor de master in de industriële ecologie, die expliciet op duurzaamheid is gericht. Maar ook hier bleef ik met vragen zitten: ‘Akkoord, duurzaamheid is belangrijk, maar waarom eigenlijk? En hoe moet ik dan duurzaamheid en haar relatie tot de techniek en maatschappij begrijpen?’ Keuzevakken in de sociale wetenschappen en de techniek- en milieufilosofie waren een logisch gevolg. Daarin vond ik eindelijk intellectuele voldoening.

Tijdens mijn master-opleiding werd ook mijn interesse voor verschillende vormen van energieproductie gewekt, met name voor kernenergie, onder meer door haar tumultueuze politieke geschiedenis – en heden – en sterke symbolische lading. Denk bijvoorbeeld aan Frankrijk, waar kernenergie symbool stond voor het heroveren van de nationale grandeur na de Tweede Wereldoorlog. In India stond die energie lange tijd voor militaire, politieke en technologische onafhankelijkheid.

Omkeerbaarheid

Mijn proefschrift draait om de stelling dat omkeerbaarheid een vereiste is voor nieuwe technologieën, en dus ook voor kernenergietechnologieën. Die zijn in dat opzicht dus niet uniek. Wat niet betekent dat we er bij kernenergie niet méér aandacht aan moeten schenken dan bij andere innovaties. In tegendeel. Kernenergietechnologieën hebben namelijk een bijzonder risicoprofiel: kernsmelting in een reactor kan catastrofale gevolgen hebben. Ook gezondheidsrisicos blijven zelfs in de verre toekomst aanwezig, vanwege langlevend kernafval.

Door mijn niet-filosofische vooropleiding begon mijn zoektocht naar de onderbouwing van mijn stelling nogal chaotisch. Door een gril van Google Scholar kwam ik tijdens de eerste weken bij Emmanuel Levinas (1906-1995) terecht. Ik begon met weinig voorkennis en verwachtingen zijn werk lezen, maar was al snel helemaal verkocht! Om te beginnen was Levinas lezen een esthetische ervaring, waarin voelen en denken naadloos in elkaar overgaan en elkaar versterken. Maar nog belangrijker was dat hij mij weer een moreel fundament bood. Onder invloed van het postmodernisme was ik ervan overtuigd geraakt dat elk moreel discours sociaal geconstrueerd is. Het begrip ‘verantwoordelijkheid’ van Levinas gaat echter aan ieder discours vooraf. Het meest fundamentele aan ons menselijk bestaan is onze verantwoordelijkheid naar de Ander. Pas in het gesprek met die Ander ontstaat een moreel discours. Die hoofdletter A gebruikt Levinas om het radicaal anders-zijn van de ander te benadrukken; de Ander kan ik niet tot object reduceren.

Levinas bood me weer een moreel fundament dat ik onder invloed van het postmodernisme was kwijtgeraakt.

Ik raakte ervan overtuigd dat Levinas’ filosofie de morele ruggengraat van mijn proefschrift moest vormen, al heb ik daar serieus over moeten onderhandelen met mijn promotoren. Niet alleen bleek deze continentale denker slecht te passen binnen het Angelsaksische profiel van onze afdeling, er waren ook twijfels over de toepasbaarheid van zijn filosofie op mijn project. Om te laten zien dat dit wel het geval was, heb ik Levinas‘ sporadische reflecties op technologie verzameld. Die heb ik weer in verband gebracht met de rest van zijn werk, dat gekenmerkt wordt door radicale denkbeelden over verantwoordelijkheid in relatie tot andere thema’s, zoals rechtvaardigheid en politiek.

Onvermijdelijk tekortschieten

Zo ben ik tot het inzicht gekomen dat welke technologieën, instituties of wetten we ook creëren, dit slechts voorlopige oplossingen zijn om invulling te geven aan onze verantwoordelijkheid naar anderen toe. Dit onvermijdelijke tekortschieten gebiedt ons dat we a. onze maatschappij zo vorm geven dat de Ander ruimte krijgt om kritiek te geven op een techniek en de politieke structuren eromheen; en b. op basis van die kritiek onze technische en politieke systemen kunnen aanpassen, wat in de praktijk betekent dat ze min of meer omkeerbaar moeten zijn. In mijn proefschrift toon ik aan dat kernenergie in het verleden op beide punten relatief slecht heeft gescoord: het waren a. ‘autoritaire’ technologieën waarbij geheimhouding, technocratie en gecentraliseerde besluitvorming hoogtij vierden; en b. vaak zeer moeilijk omkeerbare technologieën. Als we in de toekomst kernenergie op een verantwoordelijke manier willen implementeren en gebruiken, dan zal dat op een radicaal andere manier moeten gebeuren die meer in lijn ligt met de twee genoemde voorwaarden.

J. P. Bergen, Reflections on the Reversibility of Nuclear Energy Technologies, TU Delft, December 2017.

Voor meer informatie, neem contact op met het  secretariaat van ozsw mail: secretariaat [at] ozsw.nl