JEROEN HOPSTER (1987)

JEROEN HOPSTER (1987)

Jeroen Hopster (1987) studeerde aan de Universiteit van Amsterdam, waar hij zijn bachelors in de filosofie en geschiedenis behaalde (beide cum laude) en zijn master in de wijsbegeerte (eveneens cum laude). In het kader van zijn promotieonderzoek was hij in 2017-2018 visiting fellow aan Harvard University. Jeroen schrijft regelmatig voor een breed publiek. Samen met Han de Wit schreef hij Boeddhisme voor denkers (2014). Voorjaar 2018 publiceerde het boek De andere afslag: Hoe had het leven anders kunnen lopen? en in najaar 2018 verschijnt van zijn hand Food for Thought: Wereldfilosofie aan de keukentafel. Jeroen is redacteur van Wijsgerig Perspectief en schrijft regelmatig voor Filosofie Magazine.

HOE EEN EVOLUTIONAIRE KIJK OP MENSELIJK GEDRAG SAMENGAAT MET MORELE OBJECTIVITEIT

Volgens Jeroen Hopster kruipt goede filosofie dicht tegen de empirische wetenschap aan. Dat doet hij zelf ook in zijn promotieonderzoek, waar hij inzichten van onder anderen primatologen, evolutiebiologen en historici bij elkaar brengt. Zij laten zien dat onze morele oordelen deels vanuit de evolutie verklaard kunnen worden. Volgens Jeroen betekent dat niet dat morele objectiviteit illusoir is. Dat is het alleen als we die objectiviteit koppelen aan een morele realiteit die buiten de mens bestaat. Maar er is ook een alternatieve visie mogelijk.

Darwin schreef al in een van zijn Notebooks: ‘Wie een baviaan begrijpt, doet meer voor de metafysica dan Locke.’ Oftewel: onderzoek naar dieren en de natuur kan diepgaand filosofisch inzicht opleveren. Dat geloof ik ook.

In de middeleeuwen dachten scholastici dat God de standaarden van goed en kwaad gebood en de mens daar kennis van had verworven. Tot de dag van vandaag zijn er filosofen – ook seculiere denkers ­– die beweren dat er een morele realiteit bestaat, geheel onafhankelijk van de mens. Mijn proefschrift gaat over de vraag of dat idee houdbaar is in het licht van onze huidige evolutionaire kennis.

Het idee dat er een morele realiteit bestaat buiten de mens, staat in de filosofie te boek als ‘moreel realisme.’ Eén van de klassieke argumenten voor dat realisme beroept zich op de alledaagse ervaring. Mensen ervaren morele oordelen doorgaans als behoorlijk objectief, veel objectiever dan bijvoorbeeld oordelen over smaak. Of spinazie lekker is, is een kwestie van persoonlijke voorkeur; of het martelen van baby’s verkeerd is, niet. Deze alledaagse ervaring van morele objectiviteit kan volgens realisten het best worden verklaard als er inderdaad een morele realiteit buiten ons bestaat. Maar recent onderzoek van evolutionair psychologen suggereert dat die ervaring ook kan worden uitgelegd als evolutionaire aanpassing. Dat is een van de redenen waarom een beroep op onze ‘ervaring van objectiviteit’ geen overtuigend bewijs geeft voor moreel realisme.

 

Scratch my back

Goede filosofie is niet losgezongen van de empirie, maar wordt er juist door aangedreven.

Dat betekent niet dat wetenschappers het laatste woord hebben over de vraag of morele oordelen objectief zijn. Wetenschappers buigen zich over het ontstaan van de moraal, filosofen over de rechtvaardiging ervan – die twee zaken moeten we niet verwarren. Wel geldt dat filosofische rechtvaardigingen vaak voortbouwen op wetenschappelijke kennis, en soms ook door de wetenschap ontkracht kunnen worden.

Anderzijds dragen filosofen ook weer bij aan de wetenschap, bijvoorbeeld door specialistische kennis uit verschillende vakgebieden bij elkaar te brengen. Neem het werk van de Nederlandse primatoloog Frans de Waal. Volgens hem vinden we veel basale bouwstenen van de menselijke moraal terug bij andere dieren. Een eerste stap richting de zogenaamde ‘gulden regel’ zouden we bijvoorbeeld in het wederkerig gedrag van primaten kunnen zien: ‘I scratch your back, you’ll scratch mine’. Maar daarmee geeft De Waal nog geen verklaring van meer verfijnde morele oordelen, zoals: ‘Het leven van een verre vreemdeling is even waardevol als dat van je achterbuurman’. Geen bonobo die dat oordeel velt. Om de oorsprong van zulke oordelen te verklaren moeten we kennis uit verschillende disciplines bijeenbrengen – niet alleen de evolutionaire biologie, maar bijvoorbeeld ook de antropologie, geschiedenis en psychologie.

 

“Wat wij als morele waarheden beschouwen, bevat sporen van onze evolutie en lessen die wij van de geschiedenis hebben geleerd.”

In mijn proefschrift betoog ik dat bepaalde argumenten voor realisme geen standhouden. Neem het argument van de hedendaagse realist Michael Huemer, dat hij ook in een TED talk uiteenzet. Als we kijken naar de geschiedenis van de laatste paar eeuwen, zo stelt Huemer, dan zien we een duidelijk patroon van convergentie in de richting van dezelfde globale morele waarden zoals menselijke waardigheid, oppositie tegen geweld, antiracisme en antislavernij. Volgens hem vormt dat bewijs voor moreel realisme: er bestaan objectieve morele waarden, die wij in de loop van de geschiedenis hebben weten te traceren. Maar ik denk dat deze historische convergentie, in zoverre die bestaat, beter op andere gronden kan worden verklaard. Het is niet zo dat we een morele realiteit in de loop der tijd hebben ‘ontdekt’; onze waarden zijn getransformeerd, onder meer door veranderende sociaaleconomische omstandigheden en de lessen die we uit de geschiedenis geleerd hebben, bijvoorbeeld uit onderdrukking, slavernij, oorlog en genocide.

Toets der kritiek

Ook verdedig ik een alternatieve opvatting van morele objectiviteit. Die komt erop neer dat een morele stelling – zeg: sociale ongelijkheid is onwenselijk – objectief is wanneer die de toets van goed geïnformeerde kritiek vanuit diverse standpunten kan weerstaan. Als dat zo is, dan zijn er blijkbaar goede redenen om die stelling te verdedigen. Of die bewering een ‘geëvolueerde’ voorkeur weerspiegelt of niet, doet daarbij verder niet ter zake.

Zo bezien is morele objectiviteit goed verenigbaar met een besef van de evolutionaire en historische oorsprong van onze morele waarden. Maar we houden onszelf wel voor de gek als we denken dat er tijdloze morele waarheden bestaan, geheel onafhankelijk van hoe wij zijn geëvolueerd en ons historisch hebben ontwikkeld. Die zijn er niet. Wat wij als morele waarheden beschouwen, bevat sporen van onze evolutie en lessen die wij van de geschiedenis hebben geleerd.

Jeroen Hopster, Moral Objectivity: Origins and Foundations, Utrecht, februari 2019.

This post is also available in: English