NAOMI KLOOSTERBOER (1986)

NAOMI KLOOSTERBOER (1986)

Naomi Kloosterboer behaalde een interdisciplinaire bachelor in de exacte en sociale wetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam met een scriptie over de neurofilosofie van de vrije wil. Aan dezelfde universiteit volgde ze een onderzoeksmaster in de filosofie, die ze afrondde met een scriptie over de rationaliteit van emoties. Haar PhD aan de Vrije Universiteit maakt deel uit van het onderzoeksproject Science beyond Scientism

WAT IS DE JUISTE BENADERING VAN ONS MENTALE LEVEN?

Regelmatig horen we neurowetenschappers beweren dat mensen irrationele wezens zijn: we houden onszelf met mooie praatjes over ons innerlijk leven voor de gek, maar in feite zijn we overgeleverd aan de werking van ons brein. Maar die claim volgt niet uit de wetenschappelijke data, zegt Naomi Kloosterboer. Bovendien hebben we zelf wél het gevoel dat we een eigen standpunt kunnen bepalen of onze emoties kunnen bijsturen. Dat soort inzichten uit het dagelijks leven moeten we niet zomaar buiten spel laten zetten, vindt Naomi.

Veel neurowetenschappers beweren dat de redenen die we voor ons gedrag geven, verzinsels achteraf zijn, alsof we journalisten zijn die naar onze eigen daden kijken. Daar ben ik het niet mee eens. Die wetenschappelijke claim vormt een belangrijke aanleiding voor mijn promotieonderzoek. Hij impliceert namelijk een paar filosofische vooronderstellingen die niet zomaar uit wetenschappelijke data volgen.
Een daarvan is dat het zogenaamde eerste persoonsperspectief geen kennis kan opleveren over je overtuigingen, emoties of andere mentale toestanden. Daarmee wordt alle kennis buiten spel gezet die je opdoet aan de hand van zelfreflectie, intuïtie en emoties. Waarom zouden wetenschappelijke data – per definitie verzameld vanuit het derde persoonsperspectief – die dagelijkse kennis zomaar kunnen overrulen?

Slechte president

In het kader van mijn PhD heb ik een paar maanden college gelopen bij Harvard-filosoof Richard Moran. Met zijn boek Authority and Estrangement (2001) is hij erin geslaagd het debat over de mogelijkheid van zelfkennis open te breken. Daarin laat hij niet alleen zien dat we ons mentale leven kunnen kennen vanuit dat eerste persoonsperspectief, hij maakt ook duidelijk dat we er verantwoordelijk voor zijn. Stel dat ik zeg: ik vind Trump een slechte president. Kenmerkend voor een overtuiging is dat iemand anders kan vragen: waarom denk je dat? Het is geen steen die je in je hersenen aantreft; een steen waarvan je geen idee hebt hoe die daar terecht gekomen is of hoe je hem zou kunnen verwijderen.

“Ons mentale leven is niet iets wat ons zomaar overkomt.”

Het boek van Moran heeft me enorm geïnspireerd, maar het roept ook veel vragen op, wat vaker het geval is met baanbrekend werk. De mogelijkheid om je eigen mentale toestanden te kennen, baseert hij op de zogeheten transparantieclaim. Stel dat ik je vraag: geloof je dat het morgen gaat regenen? Om die vraag te beantwoorden, keer je niet naar binnen om te onderzoeken of je dat wel of niet gelooft. Je gaat na wat je op het nieuws gehoord hebt of je kijkt uit het raam. Je gaat dus meteen over het onderwerp van die overtuiging nadenken. Of, met andere woorden: het mentale aspect van die overtuiging is transparant, je kijkt er als het ware doorheen, naar het object waar die overtuiging op slaat.

Transparant

In mijn proefschrift onderzoek ik allerlei – over het algemeen nogal technische – problemen rondom die transparantieclaim. Ik laat onder meer zien dat die claim niet geldt voor emoties. Om emoties te begrijpen is het niet alleen belangrijk om naar het object van die emotie te kijken. Stel dat ik boos ben op een vriendin omdat zij onze afspraak vergeten is. Mijn boosheid verwijst enerzijds naar een toestand in de wereld, namelijk het feit dat mijn vriendin inderdaad niet is komen opdagen. In die zin is boosheid transparant. Anderzijds verwijst mijn boosheid ook naar andere mentale toestanden, bijvoorbeeld naar mijn ergernis over te laat komen, naar het belang dat ik hecht aan het nakomen van afspraken en naar de waarde die ik daaraan toeken in vriendschappen. Daarmee is die boosheid niet transparant.
Maar daarmee is een emotie nog niet zoiets als hoofdpijn, iets wat je nu eenmaal wel of niet hebt. In tegenstelling tot hoofdpijn, zeggen emoties iets over jouw kijk op de wereld, ze laten zien waar je om geeft of wat je raakt. Bovendien krijgen ze juist vorm door erover na te denken. Ook maakt het wel degelijk uit of je instemt met je emotie, of je als het ware achter je emotie staat.

Hoewel ik dus vraagtekens plaats bij onderdelen van Moran’s theorie, hecht ik veel waarde aan zijn inzicht dat het eerste persoonsperspectief een actieve houding ten opzichte van ons eigen mentale leven veronderstelt. Dat inzicht is van essentieel belang om zelfkennis, overtuigingen, emoties en andere mentale zaken te begrijpen. Met mijn proefschrift hoop ik dus een alternatief te bieden voor het passieve beeld dat veel wetenschappers van ons mentale leven schetsen.

Naomi Kloosterboer hoopt in het voorjaar van 2018 te promoveren op haar proefschrift, met als voorlopige titel Self-Knowledge and Deliberation: our active relation to our own mental life.

This post is also available in: English