PAULIEN SNELLEN (1986)
Paulien Snellen (1986) studeerde filosofie, en Nederlandse taal en cultuur aan de Radboud Universiteit Nijmegen. In 2012 behaalde ze haar onderzoeksmaster filosofie (cum laude) met een scriptie over akrasia en uitstelgedrag. Vervolgens werkte ze als PhD student aan de Rijksuniversiteit Groningen in het kader van het NWO-project ‘The Moral Relevance of Weakness of Will; A Dispositional Account’. Sinds 2017 werkt ze bij NWO als secretaris van het Platform voor Maatschappelijk verantwoord innoveren.
TEGEN BETER WETEN IN HANDELEN: EEN KWESTIE VAN KARAKTER
Sinds de oudheid buigen filosofen zich over de vraag waarom we dikwijls iets tegen beter weten in doen. Ook diverse hedendaagse auteurs hebben zich hierop stukgebeten. Volgens Paulien Snellen komen die laatsten er niet uit omdat ze dat ‘tegen je eigen oordeel in handelen’ als een logische puzzel proberen op te lossen. Ze analyseren de afzonderlijke elementen van zo’n handeling, maar zien een cruciaal aspect over het hoofd: in de praktijk wordt het pas echt een probleem als mensen de neiging hebben om dat bij herhaling te doen.
Met water moet je zuinig omgaan, vind ik. En toch heb ik telkens weer de neiging om te lang onder de douche te staan. Ik handel met andere woorden akratisch of tegen mijn eigen oordeel in. De Griekse term akrasia wordt in het Nederlands doorgaans vertaald met ‘wilszwakte’.
Ik ben natuurlijk niet de enige die tegen beter weten in te lang onder de douche staat. Dit soort handelingen zijn voor veel mensen herkenbaar. Dat maakt akrasia tot zo’n interessant wijsgerig probleem. Bovendien speelt het vaak een rol bij grote maatschappelijke kwesties. Denk bijvoorbeeld aan het milieu: nieuwe argumenten waarom we zuinig met water moeten omgaan, blijken vaak niet te helpen. We zijn er namelijk al van overtuigd dat we dat moeten doen.
Logische puzzel
De recente filosofische literatuur over akrasia richt zich vrijwel alleen op de vraag hoe een akratische handeling überhaupt mogelijk is. Enerzijds lijkt er een sterke connectie te bestaan tussen wat je vindt dat je moet doen én wat je daadwerkelijk doet. Anderzijds zien we vaak dat iemands oordeel en handeling sterk uiteenlopen. Hedendaagse filosofen proberen die logische puzzel op te lossen. In mijn proefschrift laat ik zien dat ze daar tot nu toe niet in geslaagd zijn. Zelf los ik die puzzel ook niet op, maar probeer ik de discussie over akrasia verder te helpen, door – in navolging van de antieke en middeleeuwse filosofie – de notie van karaktertrek te herintroduceren.
Als je akrasia op het niveau van de afzonderlijke handeling benadert, laat je namelijk iets belangrijks buiten beschouwing: mensen hebben de neiging om herhaaldelijk tegen hun eigen oordeel in te handelen. Denk bijvoorbeeld aan het voornemen om gezond te eten, een doel dat velen van ons zich stellen. Het is vrij onschuldig als je een keertje toegeeft aan je verlangen naar een stukje chocolade. Maar als je blijft snoepen, dan kom het doel – gezond leven – wél in het geding.
Bovendien maakt die brede benadering van akrasia het mogelijk om alle vormen van ‘tegen beter weten in handelen’ te bespreken. Dus niet alleen gedrag waarin oordeel en handeling heel expliciet tegenover elkaar staan op het moment dat je handelt, maar ook uitstelgedrag en handelingen waarbij we tijdelijk ons oordeel veranderen door rationalisatie of zelfbedrog: ‘Ach, wat maakt die ene bonbon uit’, denken we dan. Of: ‘Dit keer neem ik nog het vliegtuig naar Ibiza, maar volgende keer zoek ik mijn vakantiebestemming echt dichterbij huis.’
‘Het doet er moreel gezien wel degelijk toe of akrasia om nagelbijten, relaties of milieuvervuiling gaat.’
In mijn promotieonderzoek heb ik me vooral gebaseerd op Aristoteles. Zijn werk biedt een schat aan inzichten; in vergelijking met andere filosofen uit de klassieke oudheid behandelt hij akrasia het meest uitgebreid en systematisch.
In Aristoteles’ ethiek staat het streven naar een excellent, deugdzaam karakter centraal. Volgens hem zijn er allerlei gradaties mogelijk: onderaan de ladder heb je de ondeugden, gevolgd door akrasia. Daarna komt zelfcontrole. Het hoogst in de hiërarchie staat deugdzaamheid. Bij zelfcontrole vergt het nog een inspanning om het goede te doen, terwijl dat bij een deugdzaam persoon als het ware vanzelf gaat.
Anders dan in het geval van ondeugden hebben akratische personen een helder oordeel over hoe ze moeten handelen. Maar anders dan bij zelfcontrole en deugdzaamheid, resulteert dit niet in het gewenste gedrag.
Pijnlijk gevoel
Aristoteles schrijft aan karaktertrekken twee belangrijke eigenschappen toe: stabiliteit en morele status. Die gebruik ik in mijn vertaalslag van Aristoteles’ theorie naar het moderne debat over akrasia.
In gesprek met hedendaagse auteurs die zich met karaktervorming bezighouden, onderzoek ik onder meer waarom een akratisch persoon niet noodzakelijkerwijs zijn gedragspatronen verandert en zelfcontrole ontwikkelt. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat interne conflicten en spijt weliswaar kenmerkend zijn voor akrasia, maar dat die niet continu aanwezig hoeven te zijn. Als het ongemakkelijke en pijnlijke gevoel wegtrekt, heb je de neiging het bij de intentie te houden om het de volgende keer beter te doen, zonder gelijk voorzorgsmaatregelen te nemen. Op weg naar Ibiza neem je je bijvoorbeeld voor niet meer met het vliegtuig op vakantie te gaan. Maar als het tijd wordt om nieuwe vakantieplannen te maken, ga je je niet verdiepen in bestemmingen die je met de trein kunt bereiken.
Ook bespreek ik op welke gronden akrasia als een morele notie kan worden beschouwd. Veel hedendaagse filosofen die deze notie tot een logische puzzel reduceren, maakt het niet uit waar een akratische handeling betrekking op heeft. Ik laat in mijn proefschrift zien dat het er wel degelijk toe doet of het om nagelbijten, relaties of milieuvervuiling gaat. Ook onderzoek ik de vraag op basis waarvan we iemand met een akratisch karakter morele verantwoordelijkheid kunnen toeschrijven. Een belangrijke voorwaarde is dat mensen kunnen reflecteren op hun akratische handelingen en deze zélf afkeuren.
Mijn proefschrift biedt geen quick fix om van onze hardnekkige, akratische gewoontes af te komen. Wél geef ik op theoretische gronden aan waarom het zo moeilijk is om jezelf te veranderen. Het gaat niet over wat je één keer doet, maar om wat je meestal doet. Of om met Aristoteles te spreken: het goede doen, leer je door het goede te doen. Maar als je een akratisch karakter hebt, is dát juist zo lastig!
This post is also available in: English